vervolg diagnostisch onderzoek

  • praten over het functioneren in het hier en nu: wat gaat er allemaal goed, waar is het kind of de jongere blij mee, waar is de ouder trots op of tevreden over? Wat is er lastig of moeilijk? Waar maakt het kind, de jongere, de ouder of de leerkracht zich zorgen over?
  • hoe is het leven van het kind of de jongere tot nu toe verlopen? Dit noemen we de ontwikkelingsanamnese. Hierbij bespreken we met de ouder(s) hoe het kind zich vanaf de zwangerschap tot op heden ontwikkeld heeft. Wat ging er goed en waar verliep de ontwikkeling voorspoedig? Wanneer waren er misschien al zorgen of welke vaardigheden ontwikkelden zich anders of minder goed of vlot?
  • gesprekken en spel met het kind of de jongere: om het kind of de jongere beter te leren kennen worden vaak één of meerdere afspraken gemaakt waarin de therapeut met het kind of de jongere praat en/of speelt. Met jongere kinderen zal de nadruk meer op het spelen liggen, met jongeren zal de nadruk juist meer op het samen praten liggen. Tijdens deze contacten leren het kind of de jongere en de therapeut elkaar beter kennen en krijgt de therapeut een indruk van vaardigheden die goed en minder goed ontwikkeld zijn.
  • gesprekken met of over het gezin: hoe het gezin functioneert, hoe het met de ouders en broers en zussen gaat, kan van invloed zijn op hoe het met het individuele gezinslid gaat. Ook zaken die het gezin of een gezinslid hebben meegemaakt (ziekte, overlijden, een ongeval, tegenslagen op het gebied van werk of relaties) kunnen meespelen in hoe het kind of de jongere nu functioneert. Als dit aan de orde is kan hierbij in een gesprek met de ouder(s), de ouder en het kind of de jongere of het gehele gezin worden stilgestaan. Zo nodig kunnen ook andere familieleden of andere mensen uit het systeem die belangrijk zijn voor een dergelijk gesprek worden uitgenodigd.
  • inwinnen van schoolinformatie: als de ouders (en de jongere) daarmee instemmen zal de therapeut contact opnemen met de school. Kinderen en jongeren brengen een groot deel van hun tijd op school door en hoe het op school gaat bepaalt voor een (soms groot) deel hoe het met hen in het algemeen gaat. Het kan daarom nuttig zijn om van een leerkracht te vernemen hoe het kind of de jongere op school functioneert.
  • vragenlijsten: Bij het bepalen van het functioneren in het hier en nu wordt soms gebruik gemaakt van vragenlijsten, die zowel door de ouder(s) als door de leerkracht ingevuld kunnen worden.
  • psychologisch onderzoek: soms zal een psychologisch onderzoek deel uitmaken van het diagnostisch onderzoek. Het gaat dan om een testonderzoek, waarbij zowel tests die betrekking hebben op het emotionele en sociale functioneren afgenomen kunnen worden als tests die betrekking hebben op het cognitief functioneren (bijvoorbeeld een intelligentietest). Didactisch onderzoek wordt door ons niet verricht.
  • Na het diagnostisch onderzoek vindt er een adviesgesprek of terugkoppelingsgesprek plaats waarin de bevindingen uit het onderzoek met elkaar besproken worden. Zo nodig vinden er meerdere gesprekken plaats. Als het nuttig wordt geacht kan er tevens een adviesgesprek op school plaatsvinden. Hierbij is/zijn de ouder(s) altijd aanwezig. In de adviesgesprekken wordt onder meer besproken of het zinvol is om met een therapie te starten en zo ja welke vorm van therapie of begeleiding het meest passend geacht wordt.